Historie
Glas in lood is een zeer oude techniek om stukken glas met elkaar te verbinden tot een raampaneel. Tegenwoordig doet men dit als kunstuiting: met glas in lood kan men fraaie ontwerpen in een veelheid van kleuren maken voor bijvoorbeeld serredeuren en bovenlichten. Glas in lood is echter vanuit een andere achtergrond ontstaan.
Ontstaan
De eerste glas in loodpanelen zijn uit noodzaak ontstaan. Vroeger was men niet in staat grote stukken glas te maken. Men moest het vloeibare hete glas eerst blazen en vervolgens uitslingeren tot een vlakke ronde schijf van hooguit 60 cm doorsnede, die in het midden dik en aan de randen dun was. Hieruit sneed men stukken glas, die meestal niet groter waren dan zo’n 20 bij 15 cm. Deze stukken verbond men met loden strips tot grotere glaspanelen. Zo kon men toch grote ramen maken. Het oudste stuk nog compleet gaaf bewaard gebleven glas in lood dat gevonden is, is vroeg Romaans gebrandschilderd glas: een gebrandschilderde Christuskop uit de 11e eeuw afkomstig uit de abdijkerk van Wissembourg (foto 1). Dit bevindt zich nu in een museum in Straatsburg. De oudste nog complete ramen ter wereld uit de 11e eeuw bevinden zich in de Dom van Augsburg en stellen een drietal Bijbelse figuren voor: Hosea, David en Daniël (foto 2) .
Kerkramen
Na verloop van tijd gebruikte met name de kerk de glas in lood-ramen als “stripverhaal”. De kerk wilde natuurlijk, ook al in het begin van de middeleeuwen (zeg rond het jaar 500) het geloof uitdragen aan de mensen, maar vrijwel niemand kon in die tijd lezen. Dat was voorbehouden aan de rijken en de geestelijken. Daarom liet de kerk de glas in lood-ramen in de kerk met bijbelse taferelen ontwerpen, om de kerkbezoekers toch het bijbels verhaal mee te kunnen geven. Daarnaast maakte de grootsheid en de kleurigheid van de bijbelse taferelen natuurlijk grote indruk op de gelovigen, waarmee de kerk kon laten zien hoe machtig zij was en hoe dicht bij God zij stond. In de tijd dat in Europa veel kathedralen gebouwd werden trokken zelfs vaste ploegen glazeniers de landen door om de kathedralen te voorzien van de prachtigste glas in lood-ramen. Zo heeft de kathedraal van Chartres, Frankrijk, schitterende, oude ramen die wereldberoemd zijn (foto 3).
Toch ziet men tegenwoordig niet uitsluitend traditionele bijbelse ramen in kerken. In diverse kerken, ook in Nederland, treft men moderne glas in loodramen aan. Vaak kan men in deze ramen –soms pas na uitleg van de ontwerper van het raam- enige bijbelse symboliek ontwaren, omdat dit voorwaarde was bij de gunning van het werk.
Modern glas in lood
In Duitsland zijn in de tweede wereldoorlog zeer veel kerken en kerkramen verwoest door bombardementen. De Duitse regering heeft, in samenspraak met het Duitse kerkwezen, na de oorlog besloten Duitse moderne glaskunstenaars in staat te stellen nieuwe, moderne, glasramen voor de herbouwde kerken te maken. Daarom treft men in Duitste kerken vaak moderne ramen aan (foto 4).
De techniek van glas in lood is sinds 1000 jaar nauwelijks veranderd. Vandaag de dag gebruiken glazeniers vrijwel dezelfde gereedschappen als toen. De glassnijder heeft geen diamantpuntje meer om een kerf op het glas te zetten, maar een hardmetalen wieltje. Dat is goedkoper. De soldeerbout om de loodstrips aan elkaar te solderen hoeft niet meer in het vuur gehouden te worden, maar werkt tegenwoordig elektrisch. Gemakkelijker. Maar het loodmes, de breektang en de knabbeltang, de loodopener en de looddichtstrijker: die zijn alle vrijwel hetzelfde gebleven.
Glazeniers kunnen tegenwoordig zelfs hetzelfde soort glas als vroeger voor glas in loodramen gebruiken: traditioneel mondgeblazen glas. Een bekende “Glashütte” in Duitsland, de Glashütte Lamberts, levert bijvoorbeeld mondgeblazen platen glas in zo’n 3300 kleuren. Dit glas kenmerkt zich door de prachtige intense kleuren, de vele kleurschakeringen, de luchtbelletjes in het glas en de “uitstrijkstrepen”: lichte strepen in het glas die gemaakt zijn doordat men een mondgeblazen glascylinder met een ijzeren of houten spaan vlak strijkt tot een vlakke glasplaat van zo’n 60 x 80 cm. Natuurlijk: de glazenier kan ook een veelheid aan machinaal gemaakt glas gebruiken. Bekende fabrikanten zijn Spectrum (in 2016 gestopt; overgenomen door Oceanside Glass & Tiles), Wissmach, Uroboros (eveneens in 2016 gestopt; overgegaan in Oceanside Glass & Tiles) en (minder bekend) Youghiogheny. Oceanside Glass & Tiles (hoofdkantoor in Californië, maar de productie van glas vindt plaats in Tijuana, Mexico) heeft de hele productielijn van Spectrum, en een belangrijk deel van het personeel (en dus de kennis), verplaatst naar Mexico.
Toch heeft mondgeblazen glas voor glas in lood bij veel glazeniers de voorkeur. Mits de prijs geen rol speelt, want –begrijpelijk- mondgeblazen glas is flink duurder dan machinaal gemaakt glas! Maar zóveel mooier! Daarnaast: de prijs van het gebruikte glas is vrijwel altijd ondergeschikt aan het ontwerp- en maakloon voor glas in loodpanelen.
Soorten glas
Vlakglas (vlakke platen glas) kan mondgeblazen (kroonglas en cilinderglas), machinaal getrokken of gegoten en gewalst zijn. Hierin zijn vele soorten verkrijgbaar die onderling verschillen in kleur, structuur en dikte. Hoe dikker het glas, hoe moeilijker het zich laat snijden, maar hoe minder snel het natuurlijk zal breken.
Cilinderglas
Met de blaaspijp wordt een kleine glasbel steeds groter geblazen en uitgeslingerd tot een cilinder van soms wel meer dan 1m lang en met een diameter tot wel 0,5m. Na het blazen haalt de glasblazer de blaaspijp van de cilinder en worden beide uiteinden verwijderd. De cilinder wordt in de lengte opengesneden en in een opgewarmde oven gelegd. In de oven ontrolt men de opengesneden cilinder tot een rechthoekige glasplaat. Cilinderglas is nagenoeg vlak en vertoont vele langwerpige bellen die parallel ten opzichte van elkaar staan. Door een langzamere afkoeling is dit glas steviger dan kroonglas. Met deze methode kan men redelijk grote stukken glas verkrijgen.
Kroonglas
Met de blaaspijp wordt een kleine glasbel geblazen. Deze bel wordt overgenomen door een punteerijzer (puntie) dat de glasblazer op de bel kleeft met een glaspropje. De blaaspijp wordt losgemaakt door hier rond het glas af te snijden. Vervolgens wordt de verkregen opening in deze bel opengewerkt. Deze opengemaakte bel draait men rond de as van het punteerijzer. Door de middelpuntvliedende kracht valt de bel meer en meer open tot een platte schijf van 1 meter diameter of meer. Het hechtingsijzer bevindt zich in het midden van de cirkel en wordt na de bewerking afgetikt. In het midden blijft er een verdikking, een glasknoop dat ook wel ossenoog of pontilmerk wordt genoemd, te zien. Het vervaardigde glas vertoont concentrische lijnen en talrijke bellen. Dit glas is niet overal even vlak, zo zijn de uiteinden en het middelpunt dikker dan het hiertussen gelegen deel.
Gegoten en gewalst glas
Vloeibaar glas wordt op een mal of op een platte tafel gegoten. Met een rol walst men over dit glas om het zo vlak mogelijk te krijgen. Het verkregen glas wordt gepolijst om het meer transparant te krijgen. Dit was vroeger zeer arbeidsintensief en daarom minder interessant.
Gewalst glas wordt op dezelfde manier gekregen. Het vloeibaar glas giet men dan op een tafel met structuur en met een rol wordt over dit glas gewalst. Vandaag de dag is dit procedé volledig gemechaniseerd. Het vloeibaar glas wordt in een tinbad uitgegoten en tussen twee metalen rollen platgewalst. Eén of beide metalen rollen zijn voorzien van een structuur waardoor dit patroon in het glas wordt gedrukt. Het bedrukte glas koelt men in een koeltunnel geleidelijk af. Zo kennen we van glasfabrikant Spectrum glas bijvoorbeeld het Waterglas en het Rough Rolled glas, twee verschillende oppervlaktestructuren.
Getrokken glas
Rond het midden van de 20ste eeuw begint men te experimenteren om glas te trekken en zo een glasplaat te verkrijgen. In 1913 wordt deze trekmachine door de Belg Fourcault op punt gesteld. Het vervaardigingproces is gemechaniseerd voor continue productie. Een debiteuse (vuurvaste staaf met in het midden een lange verticale spleet) wordt in een glasbad ondergedompeld en omhoog getrokken. Onder invloed van een lichte druk wordt het glas uit de spleet geduwd. De dikte van het glas kan men kiezen en is afhankelijk van de onderdompelingdiepte en treksnelheid. De gevormde en afkoelende glasband wordt verder in een koker omhoog geleid en tegelijkertijd afgekoeld. Omdat men in de hoogte werkt, is er een limiet in grootte. Bij de verbetering van dit procedé door Libbey-Owens wordt daarom de omhoog gestuwde en al iets afgekoelde glasplaat opnieuw verwarmd en gebogen om horizontaal verder af te koelen. Het verkregen glas bevat trekstrepen en is niet overal even dik.
Floatglas
Pas in 1957 werd het Libbey-Owens systeem door de Engelsman Pilkington verder verbeterd. Men giet het glas in een tinbad. Doordat het glas op tin drijft zal het glas perfect vlak zijn. Na het tinbad wordt het glas langzaam afgekoeld in een koeltunnel. Het verkregen glas vertoont geen strepen of andere onzuiverheden. Dit is het glas, ook wel floatglas genoemd, dat wij vandaag kennen en gebruiken voor ruiten en thermopane.